15 februari 2016
In de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland staan circa 500 publieke laadpalen die zijn geplaatst door stichting E-laad en die worden beheerd en onderhouden door EVnetNL. Eind 2016 lopen de contracten hiervoor af. Wat gebeurt er dan met deze laadpunten? MRA-E werkt in overleg met de gemeenten en EV-net aan een oplossing.
Voor iedereen, de gebruikers voorop, is het belangrijk dat de goed functionerende laadpunten van EVnetNL blijven bestaan, en naar behoren blijven functioneren. Dat zou met een samenwerkingsovereenkomst tussen partijen goed geregeld kunnen worden.
De 500 laadpalen zijn verspreid over een groot aantal gemeenten. MRA-E, dat in gesprek is met EVnetNL, is er veel aan gelegen dat het beheer en onderhoud niet versnipperd raakt. Dat zou alleen maar extra geld kosten. Zaak is ook om te voorkomen dat laadpalen die goed worden gebruikt straks uit de grond worden gehaald. Een eventuele verwijdering van deze palen zou zeker niet in het belang zijn van de e-rijder. MRA-E stelt daarom voor dat samenwerking tussen gemeenten en EVnetNL in een overeenkomst wordt vastgelegd.
“Voor partijen, gemeenten en EVnetNL zou dat winst zijn”, aldus projectleider MRA-E Maarten Linnenkamp, “want zo kan er één gemeenschappelijke afspraak worden gemaakt. In een samenwerkingsovereenkomst kan worden vastgelegd hoe we rekening houden met elkaars doelstellingen en belangen. In de kern zijn die vaak hetzelfde. Kijk bijvoorbeeld naar het stimuleren van het laden tijdens daluren. EVnetNL wil dit vooral om overbelasting van het elektriciteitsnet te voorkomen; MRA-E omdat dit het bijschakelen van een vervuilende kolencentrale overbodig kan maken. Wij zien die samenwerking dus heel goed zitten. Dat hadden we vijf jaar geleden al moeten doen.”
Als de contracten eind 2016 aflopen, is het zaak dat de gebruikers van de 500 oplaadpunten daar niets van merken. Aan ‘de achterkant’ moet alles hiervoor tijdig geregeld zijn. MRA-E hoopt daarom dat er snel afspraken kunnen worden gemaakt.